Bepalen depositie Natura-2000 gebieden

Versie: 
15-10-2020

AERIUS Monitor 2020 laat de depositie voor de jaren 2017, 2018 en 2030 zien. De depositiekaarten zijn tot stand gekomen door de depositie te berekenen met de meest recent gerapporteerde emissies (2017, 2018) en emissieprognoses (2030). De berekeningen zijn uitgevoerd met AERIUS Connect (op basis van OPS berekeningen), op basis van langjarig-gemiddelde meteorologie (2005-2014). De berekende depositie is gekalibreerd met de laatste vijf jaar aan metingen (2015-2019). Door deze werkwijze laten de kaarten de depositie zien bij gemiddelde weersomstandigheden voor alle jaren en zijn de verschillende jaren op dezelfde manier berekend. Hierdoor zijn de kaarten geschikt om de invloed en trend van emissies op de depositie weer te geven.

Algemene methode

Voor het bepalen van de stikstofdepositie in AERIUS Monitor is de depositie berekend op basis van de meest recente ruimtelijke verdeling van emissies (2017). Voor de andere jaren zijn wel emissietotalen per sector bekend, maar geen specifieke ruimtelijke verdeling. Om de depositie te bepalen voor het meest recente jaar waarvoor emissies zijn vastgesteld en het toekomstjaar, is de berekende depositie voor het jaar 2017 geschaald per sector en stof op basis van de verhouding in emissietotalen voor deze jaren (schalingsfactoren). Daarnaast wordt de berekende depositie gekalibreerd aan de hand van metingen.

De achtergronddepositie is berekend op de hexagonen in Natura 2000-gebieden (https://www.aerius.nl/nl/factsheets/gebruik-hexagonen-in-aerius). De uitgangspunten voor deze berekeningen zijn gelijk aan de uitgangspunten voor de GDN-prognose kaarten GCN-GDN ronde 2020 (https://www.rivm.nl/gcn-gdn-kaarten).

Emissies en emissieprognoses uit Nederlandse bronnen
Voor de berekening van de stikstofdepositie door Nederlandse bronnen is gebruik gemaakt van gegevens uit de Emissieregistratie (http://emissieregistratie.nl). Hiervoor zijn twee gegevenssets van de Emissieregistratie gebruikt: de ruimtelijke verdeling van emissiebronnen per stof en per sector voor het jaar 2017 en de meest recente emissietotalen per stof per sector voor het jaar 2018.

Voor de emissieprognoses (2030) is gebruik gemaakt van het referentiescenario, afkomstig uit de ‘Klimaat- en Energieverkenning 2019’ (https://www.pbl.nl/publicaties/klimaat-en-energieverkenning-2019, https://www.pbl.nl/publicaties/emissieramingen-luchtverontreinigende-stoffen-rapportage-bij-de-klimaat-en-energieverkenning-2019). Dit scenario houdt rekening met gemiddelde economische groei in Nederland. Ook bevat dit scenario beleid dat is vastgesteld voor 1 mei 2019, het voorgenomen beleid en later vastgesteld beleid is hier niet in meegenomen.

Emissies en emissieprognoses uit buitenlandse bronnen en emissies van zee
Emissies uit het buitenland dragen ook bij aan de depositie in Nederland. De buitenlandse bijdrages zijn berekend op basis van de ruimtelijke verdeling en emissieopgaven over 2017 en prognoses voor 2030 per sector en per stof zoals ook gehanteerd voor de GDN. Deze emissies zijn gebaseerd op emissietotalen van het Centre on Emission Inventories and Projections (CEIP) en prognoses van het International Institute for Applied System Analysis (IIASA). Voor de bronnen op de Noordzee zijn de emissies afkomstig van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Daarnaast is de depositie als gevolg van ammoniakemissies van zee bepaald, dit is een extra emissiebron die compenseert voor een verschil in metingen en berekeningen in de kustzone.

Bepaling en schaling van depositie

Op basis van de meest recente ruimtelijke verdeling van emissies (2017) is met AERIUS Connect de depositiebijdrage per land, per sector en per stof bepaald. Voor alle sectoren is hiervoor het onderliggende OPS-model gehanteerd. Voor deze berekeningen zijn ook de GCN-GDN bronkarakteristieken per sector gebruikt (https://www.aerius.nl/nl/factsheet-parents/source-characteristics-sectors-gcngdn).

Op basis van emissietotalen 2018 en 2030 is de berekende depositie voor 2017 geschaald naar alle zichtjaren in AERIUS Monitor. De schaling gebeurt op de volgende manier:

  1. De depositie is voor 2017 berekend per land, per sector en per stof, op basis van de emissie en ruimtelijke verdeling uit 2017. Deze berekening is uitgevoerd voor alle hexagonen in de Natura 2000-gebieden.
  2. Op basis van de totale doorgerekende emissies van 2017 en de emissietotalen (2018) en/prognoses (2030) is per land, per sector en per stof is een schalingsfactor berekend. De schalingsfactor is de verhouding van het emissietotaal van 2017 en het emissietotaal (of prognose) voor het jaar waarvoor de depositie bepaald is.
  3. De berekende depositie (1) is per hexagoon, per broncategorie, per stof vermenigvuldigd met de schalingsfactor (2).
  4. Tenslotte zijn per hexagoon de verschillende sectorbijdrages (3) gesommeerd om de totale depositie te bepalen. Dit is ook gedaan voor groepen van sectoren voor de onderverdeling van de depositie zoals te zien is in AERIUS Monitor.

 

Voor de kalibratie (zie volgende sectie) zijn ook resultaten per component bewaard, dit zijn los van elkaar de droge en natte depositie van ammoniak en stikstofoxide. Deze resultaten zijn niet apart te zien in de applicatie.

De deposities door de ammoniakemissies van zee worden niet geschaald. Er zijn geen cijfers van buitenlandse emissies over 2018 bekend, hiervoor zijn de emissietotalen uit 2017 gebruikt, dit zijn de meest recente inzichten.

Kalibratie op basis van metingen
De berekende totale depositie wordt gekalibreerd, om de uiteindelijke kaart zo goed mogelijk bij gemeten waarden aan te laten sluiten. De totale depositie in AERIUS Monitor is hiervoor gecorrigeerd, aanvullend is de correctie op de depositie door de kalibratie beschikbaar als een aparte kaartlaag. De depositie per sector is niet gecorrigeerd.

Voor de kalibratie is gebruik gemaakt van de metingen van het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN, https://man.rivm.nl) en het Landelijk Meetnetwerk Luchtkwaliteit (LML, https://www.rivm.nl/landelijk-meetnet-luchtkwaliteit) over de periode 2015-2019. Met deze kalibratie wordt gecorrigeerd voor het gemiddelde verschil tussen berekende en gemeten concentraties over deze 5 jaren.

Per component van de depositie is gekozen voor de methode die het beste aansluit bij het aantal beschikbare metingen per component. Een ruimtelijke correctiekaart is toegepast voor de droge depositie van ammoniak, op basis van concentratiemetingen van het MAN. De natte depositie van ammoniak en van stikstofoxide is gekalibreerd op basis van een constante correctiefactor op basis van metingen van het LML. De droge depositie van stikstofoxiden wordt niet gekalibreerd naar metingen. Bovenstaande kalibraties zijn hetzelfde als de kalibraties in de GDN prognosekaarten (GCN-GDN ronde 2020). Achtergrondinformatie over de gebruikte kalibratiemethoden staat beschreven in de GCN-GDN rapportage.

Gerelateerde factsheets

Factsheet

Factsheet
744-4382
Voor
  • Monitor
Type
Methodiek
Versie